zijnen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  zijnen    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • zij·nen

Zelfstandig naamwoord

dezijnenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord zijne
    • Dit was een grote overwinning voor hem en de zijnen. 

Bezittelijk voornaamwoord

zijnen

  1. (verouderd) datief m/o en accusatief m van zijn
    • te zijnen aanzien. 
    • Het licht der Goddelijke openbaring had zijnen geest bestraald. 

Gangbaarheid

  • Het woord zijnen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
74 %van de Nederlanders;
64 %van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.