zijne

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  zijne    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈzɛi̯nə/
  enkelvoud meervoud
bijvoeglijk zelfstandig bijvoeglijk zelfstandig
1e persoon mijn
m'n
mijneons, onzeonze
2e persoon
(informeel)
jouw
je
jouwejullie
je
-
2e persoon
(formeel)
(regionaal)
uwuweuwuwe
3e persoon
(mannelijk)
zijn
z'n
zijnehunhunne
3e persoon
(vrouwelijk)
haar
d'r, 'r
hare
3e persoon
(onzijdig)
zijn
z'n
(ervan)
zijne
Boven: benadrukte vorm. Onder: onbenadrukte vorm
Woordafbreking
  • zij·ne

Bezittelijk voornaamwoord

zijne

  1. zelfstandige vorm van zijn, derde persoon enkelvoud mannelijk
    • Is dit kopje nu het zijne of is het het jouwe? 
     Opgelucht plaatste ik mijn tent vlak bij de zijne, maar merkte dat ik nog steeds zwaar adem haalde vanwege de hoogte.[1]
  2. (verouderd) verbogen vorm van zijn
    • Zijne Majesteit komt op bezoek. 
enkelvoud meervoud
naamwoord zijne zijnen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

dezijnev/m

  1. zelfstandig gebruikt bezittelijk voornaamwoord: een persoon die tot hem behoort
    • Deze man is een van de zijnen. 
Uitdrukkingen en gezegden
  • ieder het zijne
men krijgt wat men verdient
Opmerkingen
  • Grammaticaal zijn bovenstaande vormen ook geldig voor het onzijdig, maar zij worden vrijwel alleen voor mannelijke personen gebruikt.

Gangbaarheid

  • Het woord zijne staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
96 %van de Nederlanders;
80 %van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

  1. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
  2. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.