zwalkend
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: zwalkend (hulp, bestand)
- IPA: /ˈzʋɑl.kənt/
Woordafbreking
- zwal·kend
Werkwoord
vervoeging van: | zwalken |
verbogen vorm: | zwalkende |
zwalkend
- onvoltooid deelwoord van zwalken
- (scheepvaart) ronddolend, zich doelloos op zee voortbewegend, ronddobberend (op een schip)
- ▸ Zwalkend op de groene baren,
Weten wy van zorg noch pijn:
En by bier en brandewijn
Tarten wy de zeegevaren.[1]
- ▸ Zwalkend op de groene baren,
- (figuurlijk) doelloos, zonder vooropgezet plan voortgaand, voortbewegend
- ▸ Een halve eeuw zwalkend drugsbeleid in Nederland gaf ruimte aan een nieuwe generatie cocaïnebaronnen. Hoe kon Taghi zó groot worden?[2]
- ▸ Bij het Jesse-bashen, noteert Ton den Boom in zijn taalrubriek in Trouw, vielen nogal wat woorden uit het zelfde woordveld: 'gedraai', 'zwalkend optreden', 'onverwachte wending', 'draai', 'gezwabber'. Klaver werd, kortom, wispelturig gevonden. En: 'Wie wispelturig heet te zijn, is niet geschikt als bedrijfspoedel van Rutte.'[3]
Gangbaarheid
- Het woord zwalkend staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Weblink bron Avondstond aan boord. in: Jacob van LennepZeemansliedtjens (1852), Gebroeders Kraay, Amsterdam, p. 28 op dbnl.org
- ↑ Weblink bron Jan Meeus“Hoe 50 jaar war on drugs de generatie-Taghi voortbracht” (19 maart 2021), NRC
- ↑ Weblink bron Marjolijn de Cocq“Zit de Jessias straks met zijn lekkere kontje in de Kamer” (16 juni 2017), Het Parool
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.