zwammen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  zwammen    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈzʋɑmə(n)/
Woordafbreking
  • zwam·men
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘kletsen’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1882 [1]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
zwammen
zwamde
gezwamd
zwak -d volledig

Werkwoord

zwammen

  1. ergatief doelloos en onzinnig praten
    • Hij zat weer eindeloos te zwammen en ik kreeg daar een beetje genoeg van. 
Synoniemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Zelfstandig naamwoord

dezwammenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord zwam
     De zelfgemaakte gingerale smaakte niet slecht, maar Linda gruwde van de gemberstukjes, die als opgezwollen zwammen in het troebele vocht dreven.[2]

Gangbaarheid

  • Het woord zwammen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
96 %van de Nederlanders;
96 %van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.