zwem

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  zwem    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • zwem

Werkwoord

vervoeging van
zwemmen

zwem

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zwemmen
    • Ik zwem. 
  2. gebiedende wijs van zwemmen
    • Zwem! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zwemmen
    • Zwem je? 
     Ik zwem nu ook over de bodem van mijn vijver en blijf weg van het licht, om maar niet gepakt te worden.[1]

Gangbaarheid

  • Het woord zwem staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.