zwenkte

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  zwenkte    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • zwenk·te

Werkwoord

vervoeging van
zwenken

zwenkte

  1. enkelvoud verleden tijd van zwenken
    • Ik zwenkte. 
    • Jij zwenkte. 
    • Hij, zij, het zwenkte. 
     Er stond weliswaar een rood-wit paaltje halverwege het fietspad, maar daar zwenkte ze handig omheen door de auto de schuine helling van de dijk op te sturen.[1]

Gangbaarheid

  • Het woord zwenkte staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen

  1. “Het koninklijk huis” (2022), Ambo/Anthos uitgevers , ISBN 9789026354953
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.