zwenken
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: zwenken (hulp, bestand)
Woordafbreking
- zwen·ken
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
zwenken |
zwenkte |
gezwenkt |
zwak -t | volledig |
Werkwoord
zwenken
- wenden, keren
- De vrachtwagen zwenkte naar rechts.
- ▸ Robert zei dat de graaf hem beloofd had dat hij hem kunstjes met paarden zou leren: wenden, zwenken, springen en hoe je de beste ruiter ter wereld kon worden.[3]
- ▸ Ik vond het ongelofelijk en wonderbaarlijk dat er zoveel auto's langs elkaar heen konden rijden zonder te botsen, en bij elk stel koplampen dat mijn kant op kwam was ik ervan overtuigd dat ze onvermijdelijk mijn rijbaan op zouden zwenken.[4]
Verwante begrippen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen
Zelfstandig naamwoord
de zwenken mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord zwenk
Gangbaarheid
- Het woord zwenken staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "zwenken" herkend door:
96 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[5] |
Verwijzingen
- ↑ "zwenken" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ zwenken op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Victoria Holt“In de schaduw van de troon” (1978), Saga, ISBN 9788726484885
- ↑ “Schildpadden tot in het oneindige” (2017), Gottmer , ISBN 9789025768652
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.