zwiept

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  zwiept    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • zwiept
  1.  Enthousiast hijgend zit ze voor Dora, zwiept haar dunne staartje over de grond en kijkt haar aanmoedigend aan.[1]
     Er zitten vliegen op zijn neus en hij zwiept een beetje met zijn staart en komt dichter bij het hek.[2]

Werkwoord

vervoeging van
zwiepen

zwiept

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zwiepen
    • Jij zwiept. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zwiepen
    • Hij zwiept. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van zwiepen
    • Zwiept! 

Gangbaarheid

  • Het woord zwiept staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen

  1. “Onder buren” (2021), Ambo/Anthos uitgevers , ISBN 9789026356186
  2. Pepijn Lanen
    “Avonturen op de maan” (2022), Ambo/Anthos uitgevers , ISBN 9789026360336
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.