zwiepten

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  zwiepten    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • zwiep·ten

Werkwoord

vervoeging van
zwiepen

zwiepten

  1. meervoud verleden tijd van zwiepen
    • Wij zwiepten. 
    • Jullie zwiepten. 
    • Zij zwiepten. 
     Er zwiepten geen boomtakken heen en weer.[1]
     Joepie! Borsten zwiepten omhoog toen ze lachend en met gestrekte benen naar beneden gleden.[2]

Gangbaarheid

  • Het woord zwiepten staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen

  1. Mitch Albom
    “De klokkenmaker” (2012), SAGA, ISBN 9788726876796
  2. “De schreeuw van het lam” (1994), Luitingh-Sijthoff , ISBN 902451990X
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.