zwijmelde

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  zwijmelde    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • zwij·mel·de

Werkwoord

vervoeging van
zwijmelen

zwijmelde

  1. enkelvoud verleden tijd van zwijmelen
    • Ik zwijmelde. 
    • Jij zwijmelde. 
    • Hij, zij, het zwijmelde. 
     Zoals ik al vermeld heb vond de prinses, die zwijmelde in zelfbeklag, in Clare een ideale toehoorster.[1]

Gangbaarheid

  • Het woord zwijmelde staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen

  1. Victoria Holt
    “Minnares van de duivel” (1982), Saga, ISBN 9788726484731
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.