zwijmelen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  zwijmelen    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • zwij·me·len
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘duizelig worden, in een roes zijn’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1477 [1]
  • frequentatief gevormd uit zwijmen met het achtervoegsel -el [2]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
zwijmelen
zwijmelde
gezwijmeld
zwak -d volledig

Werkwoord

zwijmelen

  1. inergatief in extase zijn of geraken
    • De meisjes zwijmelden bij de aanblik van hun favoriete popster. 
  2. dagdromen
Hyponiemen
  • bezwijmelen, wegzwijmelen
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

  • Het woord zwijmelen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
95 %van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.