zwirrelen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  zwirrelen    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈzwɪrəlɛ(n)/ (3 lettergrepen)
    • (Noord-Nederland): /ˈzʋɪ.rə.lə(n)/
    • (Vlaanderen, Brabant): /ˈzβ̞ɪ.rə.lə(n)/
    • (Limburg): /ˈzwɪ.rə.lə(n)/
Woordafbreking
  • zwir·re·len
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
zwirrelen
zwirrelde
gezwirreld
zwak -d volledig

Werkwoord

zwirrelen

  1. inergatief fladderend dwarrelen
    • De gewonde stormvogels bleven zwirrelen boven zijn lakenen terwijl hun aanklepperend vlerkengeruisch hem telkens deed gillen en schreeuwen van afgrijzen.[1] 

Gangbaarheid

  • Het woord 'zwirrelen' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
6 %van de Nederlanders;
11 %van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

  1. De Oude Waereld. Querido
  2. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.