zwoer

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  zwoer    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • zwoer

Werkwoord

vervoeging van
zweren

zwoer

  1. enkelvoud verleden tijd van zweren
    • Ik zwoer. 
    • Jij zwoer. 
    • Hij, zij, het zwoer. 
Opmerkingen
  • Alleen in de betekenis van een eed afleggen.
  1.  ' Terwijl de letterworm op het beeldscherm groeide, zwoer Gerhard inwendig dat Gombrowski er niet mee weg zou komen.[1]
     Ik legde de noodzakelijke eed af en zwoer hen te zullen beschermen en te werken voor hun welzijn en dat van de kerk.[2]

Gangbaarheid

  • Het woord zwoer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen

  1. “Ons soort mensen” (2016), Ambo/Anthos uitgevers , ISBN 9789026334672
  2. Victoria Holt
    “In de schaduw van de troon” (1978), Saga, ISBN 9788726484885
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.