zwoeren
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: zwoeren (hulp, bestand)
Woordafbreking
- zwoe·ren
Werkwoord
vervoeging van |
---|
zweren |
zwoeren
- meervoud verleden tijd van zweren
- Wij zwoeren.
- Jullie zwoeren.
- Zij zwoeren.
- Wij zwoeren.
- ▸ Sommigen zeiden dat ze een weelderig groen landschap hadden gezien, anderen zwoeren dat ze een vorstelijke man en vrouw hadden gezien die hun armen uitnodigend hadden gespreid.[1]
- ▸ Misschien vroegen ze aan elkaar aan welk rijk ze trouw zwoeren: dat van de dieren, van de planten of van de mineralen.[2]
Gangbaarheid
- Het woord zwoeren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Amanda Block“De verloren verteller” (2021), The house of books, ISBN 9789044363647
- ↑ Lulu Miller“Waarom vissen niet bestaan” (2023), Lebowski Publishers , ISBN 9789048867325
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.