fix

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  fix    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • fix

Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als zelfstandig naamwoord

enkelvoud meervoud
naamwoord fix -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

defixm

  1. (informeel) injectie waarbij harddrugs in de ader worden gespoten

Werkwoord

vervoeging van
fixen

fix

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van fixen
    • Ik fix. 
  2. gebiedende wijs van fixen
    • Fix! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van fixen
    • Fix je? 
Hyponiemen

Gangbaarheid

  • Het woord fix staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Meer informatie

Duits

Woordafbreking
  • fix

Bijvoeglijk naamwoord

fix

  1. vast, star
  2. kort, snel

Werkwoord

fix

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd gebiedende wijs van fixen

Engels

Uitspraak
  • Geluid:  fix (VS)    (hulp, bestand)
vervoeging
onbepaalde wijs to  fix 
he/she/it  fixes 
verleden tijd  fixed 
voltooid
deelwoord
 fixed 
onvoltooid
deelwoord
 fixing 
gebiedende wijs  fix 

Werkwoord

fix

  1. vastmaken, vastzetten, fixeren
  2. installeren, plaatsen
  3. thuisbrengen, plaatsen
  4. vastleggen
  5. repareren
  6. opknappen
  7. regelen
  8. omkopen
  9. inspuiten
  10. vervalsen
  11. assimileren
  12. fiksen

Tsjechisch

Uitspraak
  • IPA: /fɪks/
Woordafbreking
  • fix

Zelfstandig naamwoord

fix monbezield

  1. (teken- en schrijfmateriaal)(spreektaal) viltstift; een pen met een poreuze kern die bestaat uit samengedrukte vezels en met inkt doordrenkt wordt
  • popisovač monbezield
Verwante begrippen
  • fixírka v
  • fixní
  • fixovat imperfectief / perfectief
  • zvýrazňovač monbezield

Meer informatie

Verwijzingen