nut
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: nut (hulp, bestand)
- IPA: /nʏt/
Woordafbreking
- nut
Woordherkomst en -opbouw
| enkelvoud | meervoud | |
|---|---|---|
| naamwoord | nut | |
| verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
het nut o [3]
- baat, voordeel; een bijdrage aan het bereiken van een doel
- Weet jij wat het nut is van die extra uitleg?
- ▸ ‘Wat is het nut van je wandeling? Je bereikt en verdient er niks mee.’[4]
Verwante begrippen
Hyponiemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
|
Vertalingen
1. baat, voordeel
| stellend | vergrotend | overtreffend | |
|---|---|---|---|
| onverbogen | nut | nutter | nutst |
| verbogen | nutte | nuttere | nutste |
| partitief | nuts | nutters | - |
Bijvoeglijk naamwoord
nut [5]
- voordeel opleverend, nut afwerpend
Werkwoord
| vervoeging van |
|---|
| nutten |
nut
Gangbaarheid
- Het woord nut staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "nut" herkend door:
| 99 % | van de Nederlanders; |
| 99 % | van de Vlamingen.[6] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "nut" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ nut op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Engels
Uitspraak
- Geluid: nut (hulp, bestand)
| enkelvoud | meervoud |
|---|---|
| nut | nuts |
Zelfstandig naamwoord
nut