post
| Niet te verwarren met: post-, Post |
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: post (hulp, bestand)
- IPA: / pɔst / (1 lettergreep)
- (Noord-Nederland): /pɔst/
- (Vlaanderen, Brabant): /pɔst/
- (Limburg): /pɔs/
Woordafbreking
- post
Woordherkomst en -opbouw
- uiteenlopend [1] [2] [3] [4] [5] [6] [7] [8] [9] [10] [11] [12] [13] [14] [15] [16] [17]
- zn [4]: via Middelnederlands post van Latijn postis, in de betekenis van ‘paal’ aangetroffen vanaf 1240 [18] [19] [20]
- vz: van Latijn post
| [1, 2] | enkelvoud | meervoud |
|---|---|---|
| naamwoord | post | - |
| verkleinwoord | - | - |
| [3-6] | enkelvoud | meervoud |
|---|---|---|
| naamwoord | post | posten |
| verkleinwoord | postje | postjes |
| [7] | enkelvoud | meervoud |
|---|---|---|
| naamwoord | post | posts |
| verkleinwoord | postje | postjes |
Zelfstandig naamwoord
de post v / m
- (geen meervoud) toegezonden materiaal, zoals brieven; poststuk - poststukken
- Maak jij de post even open?
- ▸ In een interview in 2009 met Mare zei Buikhuisen dat hij nog altijd last had van de affaire. Hij zei nog elke keer te hopen op een verontschuldiging als hij post kreeg van de universiteit. "Dat ze gewoon een beetje erkennen: we zijn toch wel tekortgeschoten. Ik zou daar heel blij mee zijn."[21]
- (geen meervoud) (bedrijfskunde) de posterijen en hun werknemers
- Hij werkt bij de post.
- (financieel) een boekhoudkundige term voor een geboekt (aantal) bedrag(en), uren of andere administratieve eenheden
- Wilt u een openstaande post afboeken?
- (bouwkunde) de stijl / het kader van een deur of raam
- een plek waar iemand gestationeerd is
- (economie) betrekking [2], dienstverband
- ▸ Want de arbeidersmeerderheid had het probleem dat ze geen opgeleide mensen hadden voor alle bureaucratische en politieke posten.[22]
- (internet) een (meestal kort) tekstbericht op een internetforum
- [1] poststuk
- [2] postbedrijf
- [4] deurpost
Hyponiemen
- (1) luchtpost, pakketpost, veldpost
- (3) loonpost, schadepost, contrapost
- (4) deurpost, raampost
- (5) commandopost, ehbo-post, hulppost, kruispost, missiepost, observatiepost, politiepost, uitkijkpost, veldpost, voorpost, waarnemingspost, wachtpost, ambassadepost
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
|
|
Vertalingen
Werkwoord
| vervoeging van |
|---|
| posten |
post
Voorzetsel
post
- op een later tijdstip of in een latere periode dan (als deel van aan het Latijn ontleende uitdrukkingen of in navolging daarvan)
Typische woordcombinaties
- post factum, post meridiem, post mortem, post partum
Uitdrukkingen en gezegden
- post of proptererna of erdoor; is de ene gebeurtenis alleen later dan of ook veroorzaakt door de andere
- na vz
Gangbaarheid
- Het woord post staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "post" herkend door:
| 100 % | van de Nederlanders; |
| 100 % | van de Vlamingen.[23] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ post op website: Etymologiebank.nl
- ↑ post op website: Etymologiebank.nl
- ↑ post op website: Etymologiebank.nl
- ↑ post op website: Etymologiebank.nl
- ↑ post op website: Etymologiebank.nl
- ↑ post op website: Etymologiebank.nl
- ↑ post op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ post op website: Etymologiebank.nl
- ↑ "post" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Weblink bron “Criminoloog Wouter Buikhuisen (91) overleden” (10 mei 2025), NOS
- ↑ Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)“Tussen rood en zwart” (2014), Uitgeverij Prometheus , ISBN 9789044625691
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Engels
Uitspraak
- Geluid: post (VS) (hulp, bestand)
Zelfstandig naamwoord
| enkelvoud | meervoud |
|---|---|
| post | posts |
post
- (materiaalkunde) paal [1]
- (sport) doelpaal
| vervoeging | |
|---|---|
| onbepaalde wijs | to post |
| he/she/it | posts |
| verleden tijd | posted |
| voltooid deelwoord |
posted |
| onvoltooid deelwoord |
posting |
| gebiedende wijs | post |
Werkwoord
post
- onovergankelijk met postpaarden reizen
- overgankelijk posten
- overgankelijk bekendmaken
- overgankelijk, (sport) neerzetten [3]
- overgankelijk, (juridisch) aanklagen
Latijn
Voorzetsel
pŏst + accusatief
Bijwoord
post
Pools
Uitspraak
- IPA: /pɔst/
Woordafbreking
- post
Woordherkomst en -opbouw
- Afgeleid van het Proto-Slavische *postъ
Zelfstandig naamwoord
post monbezield
Tsjechisch
Uitspraak
- IPA: /pɔst/
Woordafbreking
- post
Zelfstandig naamwoord
post monbezield
- (spreektaal) hoge positie
- «Nově zvolený americký prezident Donald Trump oznámil, že na post ministra obrany jmenuje příští týden generála ve výslužbě Jamese Mattise.»
- De nieuw gekozen Amerikaanse president Donald Trump maakte bekend, dat hij op de post Minister van Defensie volgende week generaal in dienst James Mattis benoemt.
- «Nově zvolený americký prezident Donald Trump oznámil, že na post ministra obrany jmenuje příští týden generála ve výslužbě Jamese Mattise.»
- (sport)(spreektaal) positie; plaats en functie van een speler in het veld
- (religie)(dialect) vasten
- (verouderd) arbeidsplaats, baan; beroep, werk
| enkelvoud | meervoud | |
|---|---|---|
| nominatief | post | posty |
| genitief | postu | postů |
| datief | postu | postům |
| accusatief | post | posty |
| vocatief | poste | posty |
| locatief | postu / postě | postech |
| instrumentalis | postem | posty |
- křeslo o, funkce v
- –
- půst monbezield
- –
Zelfstandig naamwoord
post mbezield
- (verouderd)(spreektaal) een geüniformeerde man die op wacht staat
| enkelvoud | meervoud | ||
|---|---|---|---|
| nominatief | post | posti / postové | |
| genitief | posta | postů | |
| datief | korte vorm | postu | postům |
| lange vorm | postovi | ||
| accusatief | posta | posty | |
| vocatief | poste | posti / postové | |
| locatief | korte vorm | postu | postech |
| lange vorm | postovi | ||
| instrumentalis | postem | posty | |
Afgeleide begrippen
- palpost mbezield
- postní
Wymysoojs
Zelfstandig naamwoord
post
- fost