zebra

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  zebra    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈzebra/ (2 lettergrepen)
Woordafbreking
  • ze·bra
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit Portugees zebra ‘zebra’, ouder zevra, uit Oudportugees cebrario, ezebrario ‘wilde ezel’, ontwikkeld uit vulgair Latijn *eciferus, vervormd uit klassiek equiferus ‘wild paard’.[1]
    • [1] in de betekenis van ‘zwart-wit gestreepte paardachtige’ aangetroffen vanaf 1596.[2]
    • [2] in de betekenis van ‘oversteekplaats’ aangetroffen vanaf 1955.[2]
enkelvoud meervoud
naamwoord zebra zebra's
verkleinwoord zebraatje zebraatjes

Zelfstandig naamwoord

dezebram

  1. (onevenhoevigen) Equus  snel, paardachtig kuddedier van de Afrikaanse steppen, gekenmerkt door zijn witte of lichtgele huid met zwarte of donkerbruine strepen, opstaande manen, tamelijk lange oren en zijn niet tot de wortel behaarde staart
  2. (verkeer) voetgangersoversteekplaats met witte strepen op de rijbaan
    • Bij de zebra steken we over. 
  • [1] Kaapse ezel (verouderd)
Hyperoniemen
Hyponiemen (in taxonomische zin)
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord zebra staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

Italiaans

  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
  • IPA: /ˈdzɛbra/
enkelvoud meervoud
zebra zebre

Zelfstandig naamwoord

zebra

  1. (onevenhoevigen) zebra