Jumat

Indonesisch

Woordafbreking
  • Jum·at
Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

Jumat

  1. vrijdag
  2. (spreektaal) (religie) vrijdaggebed (van moslims)
    «Aku akan Jumat di masjid.»
    Ik ga naar het vrijdaggebed in de moskee.
Afgeleide begrippen
  • [2] berjumat, jumatan


Dagen in het Indonesisch
Senin
maandag
Selasa
dinsdag
Rabu
woensdag
Kamis
donderdag
Jumat
vrijdag
Sabtu
zaterdag
Minggu
zondag
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.