Ringeling

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  Ringeling    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • Rin·ge·ling
  enkelvoud
nominatief   Ringeling  
genitief    

Eigennaam

Ringeling v

  1. naam voor de personificatie van de ringvinger
    • Naar bed, naar bed, zei Duimelot;/Eerst nog wat eten, zei Likkepot;/Waar zal ik het halen? vroeg Langelot; Uit Grootvaders kastje, zei Ringeling;/Dat zal ik verklappen, zei 't kleine ding. [1] 

Gangbaarheid

  • Het woord 'Ringeling' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.

Verwijzingen

  1. (1911)–Simon Abramsz. [Naar bed, naar bed, zei Duimelot]
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.