aalsteker

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  aalsteker    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈalstekər/ (3 lettergrepen)
Woordafbreking
  • aal·ste·ker
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord aalsteker aalstekers
verkleinwoord aalstekertje aalstekertjes

Zelfstandig naamwoord

deaalstekerm

  1. (visserij) een hark waarmee men probeert palingen te vangen, een elger, een aalspeer

Verwijzingen

Gangbaarheid

  • Het woord 'aalsteker' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
49 %van de Nederlanders;
50 %van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.