aanbidster
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: aanbidster (hulp, bestand)
- IPA: / amˈbɪtstər / (3 lettergrepen)
Woordafbreking
- aan·bid·ster
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | aanbidster | aanbidsters |
verkleinwoord | aanbidstertje | aanbidstertjes |
Zelfstandig naamwoord
de aanbidster v
- (religie) vereerster van een goddelijk of heilig wezen
- De vrome aanbidster van de heilige maagd Maria bad iedere dag een weesgegroetje
- (persoon) een vrouwelijk verliefd persoon, die een ander het hof maakt
- De rijke vrijgezel had vele aanbidsters, maar wilde niets van ze weten.
Vertalingen
1. vereerster van een goddelijk wezen
2. een vrouwelijk verliefd persoon, die een ander het hof maakt
Gangbaarheid
- Het woord aanbidster staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "aanbidster" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[2] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Afrikaans
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | aanbidster | aanbidsters |
Zelfstandig naamwoord
aanbidster
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.