aanbidster

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  aanbidster    (hulp, bestand)
  • IPA: /amˈbɪtstər/ (3 lettergrepen)
Woordafbreking
  • aan·bid·ster
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord aanbidster aanbidsters
verkleinwoord aanbidstertje aanbidstertjes

Zelfstandig naamwoord

deaanbidsterv

  1. (religie) vereerster van een goddelijk of heilig wezen
    • De vrome aanbidster van de heilige maagd Maria bad iedere dag een weesgegroetje 
  2. (persoon) een vrouwelijk verliefd persoon, die een ander het hof maakt
    • De rijke vrijgezel had vele aanbidsters, maar wilde niets van ze weten. 
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord aanbidster staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

Afrikaans

enkelvoud meervoud
naamwoord aanbidster aanbidsters

Zelfstandig naamwoord

aanbidster

  1. aanbidster
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.