aanbrenger
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: aanbrenger (hulp, bestand)
- IPA: / ˈambrɛŋər / (3 lettergrepen)
Woordafbreking
- aan·bren·ger
Woordherkomst en -opbouw
- Naamwoord van handeling van aanbrengen met het achtervoegsel -er
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | aanbrenger | aanbrengers |
verkleinwoord | aanbrengertje | aanbrengertjes |
Zelfstandig naamwoord
de aanbrenger m
- (beroep) iemand die iets of iemand werft
- Hij wist als aanbrenger veel nieuwe klanten binnen te halen.
- (persoon) iemand die iemand aangeeft bij de politie
- Hij had als aanbrenger al menig kameraad verraden aan de politie.
- ▸ " ,En geloof jij die geheime aanbrenger?" „Ik geloof het niet van jou, maar Dudleys reputatie is verre van smetteloos.[1]
Synoniemen
- [2] verrader, klikspaan, verklikker
Hyponiemen
- gelukaanbrenger
Afgeleide begrippen
Gangbaarheid
- Het woord aanbrenger staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Victoria Holt“In de schaduw van de troon” (1978), Saga, ISBN 9788726484885
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.