aaneensluiten

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  aaneensluiten    (hulp, bestand)
  • IPA: /anˈenslœytə(n)/ (4 lettergrepen)
Woordafbreking
  • aan·een·slui·ten
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
aaneensluiten
sloot aaneen
aaneengesloten
klasse 2 volledig

Werkwoord

aaneensluiten

  1. absoluut dicht tegen elkaar aankomen
  2. overgankelijk dicht met elkaar verbinden
  3. wederkerend zich ~: zich verenigen
     Het wordt tijd dat ze zich aaneensluiten en zich laten opnemen in het Duitse Rijk.[1]
Spreekwoorden
  • zich aaneensluiten: een verbond sluiten
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord aaneensluiten staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen

  1. Victoria Holt
    “De Engelse gouvernante” (1981), Saga, ISBN 9788726484823
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.