aanhorig

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  aanhorig    (hulp, bestand)
  • IPA: /anˈhorəx/ (3 lettergrepen)
Woordafbreking
  • aan·ho·rig
Woordherkomst en -opbouw
  • afleiding van naamwoord van handeling van aanhoren met het achtervoegsel -ig
stellend
onverbogen aanhorig
verbogen aanhorige
partitief aanhorigs

Bijvoeglijk naamwoord

aanhorig

  1. aanbehorend, horend bij
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

  • Het woord aanhorig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
66 %van de Nederlanders;
89 %van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.