aankomend

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  aankomend    (hulp, bestand)
  • IPA: /aŋˈkomənt/ (3 lettergrepen)
Woordafbreking
  • aan·ko·mend
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen aankomend
verbogen aankomende
partitief aankomends--

Bijvoeglijk naamwoord

aankomend

  1. aanstaand
    • Hij zou wel eens de aankomende voorzitter van onze vereniging kunnen zijn. 
    • Aanstaande woensdag komen mijn kinderen eten. 
  2. opgroeiend
    • Hij was een jong en veelbelovend aankomend talent. 
Uitdrukkingen en gezegden

[1] Aankomend minister van Buitenlandse Zaken.

Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van: aankomen
verbogen vorm: aankomende

aankomend

  1. onvoltooid deelwoord van aankomen

Gangbaarheid

  • Het woord aankomend staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.