aanstaand

Nederlands

Uitspraak

(klemtoonhomogram)

  • Geluid:  aanstáánd    (hulp, bestand)
    • IPA: /anˈstant/ (2 lettergrepen)
  • Geluid:  áánstaand    (hulp, bestand)
    • IPA: /ˈanstant/ (2 lettergrepen)
Woordafbreking
  • aan·staand
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van: aanstaan
verbogen vorm: aanstaande

áánstaand

  1. onvoltooid deelwoord van áánstaan
  2. attributief gebruikt dat wat aanstaat
    • De brand ontstond na kortsluiting in een aanstaande televisie. 
stellend
onverbogen aanstaand
verbogen aanstaande
partitief aanstaands

Bijvoeglijk naamwoord

aanstáánd (soms ook: áánstaand)

  1. eerstvolgend, komend
    • De volgende vergadering zal aanstaande maandag plaats vinden. 
    • De aanstaande moeder verwacht over één maand haar baby. 
    • De aanstaande president wordt morgen gekozen. 
     Aangezien de tweeling vrijdagavond steevast bloednerveus werd vanwege de aanstaande cadeautjes en het partijtje, sliep niemand die nacht fatsoenlijk.[1]
     De zoon was eindelijk in behouden haven, als je dat kon zeggen van een aanstaande marineofficier die niet op zee zou opereren.[2]
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord aanstaand staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
97 %van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

  1. All-inclusive” (2006), A. W. Bruna Uitgevers B. V. , Utrecht , ISBN 90-229-9182-2
  2. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Tussen rood en zwart” (2014), Uitgeverij Prometheus , ISBN 9789044625691
  3. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.