aanleunen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  aanleunen    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈanlønə(n)/ (3 lettergrepen)
Woordafbreking
  • aan·leu·nen
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
aanleunen
leunde aan
aangeleund
zwak -d volledig

Werkwoord

aanleunen

  1. tegen iets leunen
Spreekwoorden
  • zich iets laten aanleunen: zich iets laten welgevallen

Gangbaarheid

  • Het woord aanleunen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
97 %van de Nederlanders;
97 %van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.