aanscharrelen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  aanscharrelen    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • aan·schar·re·len
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

aanscharrelen [1]

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
aanscharrelen
scharrelde aan
aangescharreld
zwak -d volledig
  1. onzeker met slepende tred naderen
     Robert kwam uit zijn mand aanscharrelen en bleef minutenlang roerloos voor me staan.[2]

Gangbaarheid

  • Het woord 'aanscharrelen' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.