aanspoelsel
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: aanspoelsel (hulp, bestand)
Woordafbreking
- aan·spoel·sel
Woordherkomst en -opbouw
- Naamwoord van handeling van aanspoelen met het achtervoegsel -sel[1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | aanspoelsel | aanspoelsels |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
het aanspoelsel o
- dat wat vanuit het water op het land is aangespoeld
- ▸ Op Schiermonnikoog wordt volgende week begonnen met opruimen. Een speciaal bedrijf gaat met een ‘maaiklepelzuiger’ aan de gang, weet de universiteit. Die moet de korrels opzuigen samen met ander aanspoelsel, waar ze tussen zitten. Korrels die in het zand op een kwelder liggen, moeten op een andere manier worden verwijderd.[2]
Gangbaarheid
- Het woord aanspoelsel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron “24 miljoen plastic korreltjes op Waddenkust” (09 mrt. 2019), De Telegraaf
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.