aanvallend

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  aanvallend    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈaɱvɑlənt/ (3 lettergrepen)
Woordafbreking
  • aan·val·lend

Werkwoord

vervoeging van: aanvallen
verbogen vorm: aanvallende

aanvallend

  1. onvoltooid deelwoord van aanvallen
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen aanvallendaanvallenderaanvallendst
verbogen aanvallendeaanvallendereaanvallendste
partitief aanvallendsaanvallenders-

Bijvoeglijk naamwoord

aanvallend [1]

  1. gericht op de aanval
    • Zeker is wel dat Heerenveen straks nóg een spits haalt die de concurrentie met Odgaard moet aangaan, net als een aanvallende middenvelder die Vlap moet opvolgen. [2] 
    • Ook probeerde hij haar deze zomer uit de tent te lokken door te opperen dat Duitsland aan de vooravond van een nieuwe vluchtelingencrisis stond. Deze aanvallende tactiek werkte echter averechts, toen verschillende Duitse media focusten op een fout cijfer uit Schulz' speech en Merkel zich niet uit haar tent liet lokken. [3] 
Synoniemen
Antoniemen

Gangbaarheid

  • Het woord aanvallend staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.