aanvaren

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  aanvaren    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈaɱvarə(n)/ (3 lettergrepen)
Woordafbreking
  • aan·va·ren
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
aanvaren
/anvarə(n)/
voer aan
/vur an/
aangevaren
/anxəvarə(n)/
klasse 6 volledig

Werkwoord

aanvaren

  1. overgankelijk varend botsen op
    • Door de dichte mist bestond het gevaar aangevaren te worden. 
  2. ergatief varend naderen
    • Hij kwam wat te vroeg aangevaren. 
  3. aanbrengen
  4. (maritiem) binnenlopen

Gangbaarheid

  • Het woord aanvaren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
96 %van de Nederlanders;
97 %van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.