aanvliegen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  aanvliegen    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈaɱvliɣə(n)/ (3 lettergrepen)
Woordafbreking
  • aan·vlie·gen
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
aanvliegen
vloog aan
aangevlogen
klasse 2 volledig

Werkwoord

aanvliegen

  1. ergatief vliegend naderen
    • Er kwam een vlucht wulpen aangevlogen die vlak voor onze neus neerstreek. 
     ' Er komt een gaai aanvliegen, hij strijkt neer op de vensterbank.[1]
  1. overgankelijk onstuimig afkomen op
    • Onze anders zo vriendelijke hond vloog de inbreker genadeloos aan. 

Gangbaarheid

  • Het woord aanvliegen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
98 %van de Nederlanders;
94 %van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.