aanvrager
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: aanvrager (hulp, bestand)
- IPA: / ˈaɱvraɣər / (3 lettergrepen)
Woordafbreking
- aan·vra·ger
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | aanvrager | aanvragers |
verkleinwoord | aanvragertje | aanvragertjes |
Zelfstandig naamwoord
de aanvrager m
- iemand die een verzoek doet
- De aanvragers van de subsidie moeten een uitgebreide uitleg geven waarvoor ze de subsidie nodig hebben.
- De aanvrager van een uitkering moet een aantal officiële documenten meebrengen.
- ▸ Daardoor komt een aanvrager niet in aanmerking, tenzij de gepleegde misdaad betrekkelijk onbeduidend is en verband houdt met het probleem rond de seksuele identiteit.[1]
Gangbaarheid
- Het woord aanvrager staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "aanvrager" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[2] |
Verwijzingen
- ↑ “De schreeuw van het lam” (1994), Luitingh-Sijthoff , ISBN 902451990X
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.