aanwaaien

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  aanwaaien    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈaɱwajə(n)/ (3 lettergrepen)
Woordafbreking
  • aan·waai·en
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
aanwaaien
waaide aan
woei aan
aangewaaid
klasse 6

zwak -d
gemengd

volledig

Werkwoord

aanwaaien

  1. overgankelijk erheen waaien
    • De wind waaide veel materiaal aan 
     Ze rook uitlaatgassen en etensgeuren, maar ook een frissere lucht, die waarschijnlijk kwam aanwaaien vanuit zee.[1]
  1. onovergankelijk zonder moeite in iemands bezit raken
Spreekwoorden
  • komen aanwaaien: onverwachts op bezoek komen
Afgeleide begrippen
  • aanwaaister

Gangbaarheid

  • Het woord aanwaaien staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
93 %van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

  1. Amanda Block
    “De verloren verteller” (2021), The house of books, ISBN 9789044363647
  2. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.