abaja

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  abaja    (hulp, bestand)
  • IPA: /aˈbaja/ (3 lettergrepen)
Woordafbreking
  • aba·ja
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord abaja abaja's
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

deabajav/m

  1. (kleding) wijd vallend, vaak donker gekleurd gewaad dat het hele lichaam vanaf de schouders bedekt, vooral gedragen door islamitische vrouwen
    • De Middelburgse hecht veel waarde aan de tradities en cultuur van de Saoediërs. Op het werk draagt het personeel een abaja. De lange, wijde zwarte overjurk, die ze te voorschijn haalt en aantrekt, werkt heel verhullend, de taille toont niet meer. [1]

Gangbaarheid

  • Het woord 'abaja' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
10 %van de Nederlanders;
8 %van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

Spaans

Werkwoord

vervoeging van
abajar

abaja

  1. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van abajar
  2. gebiedende wijs (bevestigend) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van abajar
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.