accompany

Engels

Woordherkomst en -opbouw
vervoeging
onbepaalde wijs to  accompany 
he/she/it  accompanies 
verleden tijd  accompanied 
voltooid
deelwoord
 accompanied 
onvoltooid
deelwoord
 accompanying 
gebiedende wijs  accompany 

Werkwoord

accompany

  1. vergezellen, begeleiden, meegaan
  2. (verouderd), (seksualiteit) geslachtsgemeenschap hebben, naar bed gaan met[1]
Afgeleide begrippen
  • accompanier
  • accompaniment

Verwijzingen

  1. 1 2
    Johnson
    , Samuel
    ; bewerkt door John Walker (1835). Johnson's English Dictionary, p. 62. Uitg.: N. Hale. Dit werk bevindt zich in het publiek domein.
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.