seksualiteit

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  seksualiteit    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • sek·su·a·li·teit
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘geslachtsverkeer’ voor het eerst aangetroffen in 1870 [1]
  • afgeleid van seksueel met het achtervoegsel -iteit
enkelvoud meervoud
naamwoord seksualiteit -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

deseksualiteitv

  1. (seksualiteit) beleving van seks
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
  • seksualiteitsbeleving
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord seksualiteit staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.