vergezellen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  vergezellen    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • ver·ge·zel·len
Woordherkomst en -opbouw
  • afgeleid van gezel met het voorvoegsel ver- en met het achtervoegsel -en
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
vergezellen
vergezelde
vergezeld
zwak -d volledig

Werkwoord

vergezellen

  1. overgankelijk met iemand meegaan
    • De scholier werd vergezeld door zijn grootouders. 
  2. met iets meegaan
     Weer werd er geschoten, ditmaal vergezeld door luid gegil.[1]
Afgeleide begrippen
  • vergezelschap
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord vergezellen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

  1. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
  2. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.