acconsonantie

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  acconsonantie    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˌɑkɔnsoˈnɑn(t)si/ (5 lettergrepen)
Woordafbreking
  • ac·con·so·nan·tie
Woordherkomst en -opbouw
  • afgeleid van het Franse acconsonance (met het achtervoegsel -antie)
enkelvoud meervoud
naamwoord acconsonantie -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

deacconsonantiev

  1. (letterkunde) rijm van woorden door gelijkluidendheid van medeklinkers
     voorbeeld:
    Gij zult wel nimmermeer ontwaken,
    want gij bleef roerloos toen de trap
    zo kraakte bij de stille stap
    des mans, die kwam om toe te maken.
    [1]
     In het beginsel hebben klinkers meer présence dan medeklinkers (hoewel je met een royaal gebruik van schr, str, m en nog andere geluiden nog aardig wat emoties kunt doen opflakkeren), en we zien dan ook assonantie veel vaker optreden dan acconsonantie - of het nu voortkomt uit poëtisme, slordigheid of onkunde.[2]
Synoniemen
  • medeklinkerrijm
Hyperoniemen
  • halfrijm
Hyponiemen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord 'acconsonantie' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Weblink bron (1908) in: Forum., jrg. 1 nr. 11 (1980; origineel november 1932), Reflex, Utrecht, ISBN 90 6322 034 0, p. 667
  2. Weblink bron
    H.H. Polzer (bekend onder ps. Drs. P.)
    Het Rijmschap in: Onze Taal., jrg. 49 nr. 11 (november 1980), Genootschap Onze Taal, Den Haag, p. 105
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.