accuraat

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  accuraat    (hulp, bestand)
  • IPA: /ɑkyˈrat/
Woordafbreking
  • ac·cu·raat
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘nauwkeurig’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1654 [1]
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen accuraataccurateraccuraatst
verbogen accurateaccuratereaccuraatste
partitief accuraatsaccuraters-

Bijvoeglijk naamwoord

accuraat

  1. met grote nauwgezetheid uitgevoerd
    • Dat is geen accurate weergave van de gang van zake. 
  2. (statistiek) (in hoge mate) vrij van systematische fouten
    • Deze meting is weliswaar accuraat, maar niet erg precies omdat de willekeurige fouten vrij groot zijn. 
  3. (psychologie) nauwgezet en precies als karaktereigenschap van een persoon
    • De dwangmatige vrouw zou je natuurlijk ook accuraat kunnen noemen. 
    • Deze man is én heel accuraat én heel flexibel, want hij weet zich altijd tot de kern van de zaak te beperken. 

Gangbaarheid

  • Het woord accuraat staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
98 %van de Nederlanders;
96 %van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.