statistiek

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  statistiek    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • sta·tis·tiek
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘methode om door middel van cijfers inzicht in verschijnselen te krijgen’ voor het eerst aangetroffen in 1807 [1]
  • afgeleid van staat met het achtervoegsel -iek [2]
1 enkelvoud meervoud
naamwoord statistiek -
verkleinwoord - -
2 enkelvoud meervoud
naamwoord statistiek statistieken
verkleinwoord statistiekje statistiekjes

Zelfstandig naamwoord

destatistiekv

  1. (wetenschap) de wetenschap van het verzamelen en vergelijken van verschijnselen en van de weergave hiervan in tabellen of grafische voorstellingen
  2. een stuk waarin feiten of gegevens van statistische aard zijn vervat
    • Hij verzamelde statistieken over het aantal bezoekers. 
    • Ik leerde die bekende statistiek dat meer Nederlanders zich in de Tweede Wereldoorlog bij de SS dan bij het verzet aansloten. Maar verreweg de meesten, ruim 99 procent, deden niets. De meeste mensen zijn meelopers.[3] 
Verwante begrippen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord statistiek staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.