administrateur

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  administrateur    (hulp, bestand)
  • IPA: /ɑtmənɪstra'tør/, /ɑtmɪnɪstra'tør/
Woordafbreking
  • ad·mi·nis·tra·teur
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘bestuurder’ voor het eerst aangetroffen in 1540 [1]
  • Naamwoord van handeling van administreren met het achtervoegsel -ateur [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord administrateur administrateurs
administrateuren
verkleinwoord administrateurtje administrateurtjes

Zelfstandig naamwoord

deadministrateurm

  1. (beroep) iemand die de administratie bijhoudt
    • Hij is al jaren administrateur van dat bedrijf. 
  2. (beroep) iemand die namens de eigenaar een onderneming o.i.d. beheert
    • Peter is sinds kort administrateur van Microsoft Nederland. 
  3. een ambtenaar op departementen van algemeen bestuur
Hyponiemen
  • loonadministrateur
Afgeleide begrippen
  • administrateurskantoor
Verwante begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord administrateur staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
97 %van de Nederlanders;
91 %van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.