afanar

Spaans

stamtijd
infinitief verleden
tijd
voltooid
deelwoord
afanar
afanaba
afanado
volledig

Werkwoord

afanar

Woordafbreking
  • a·fa·nar
  • overgankelijk
  1. hinderen, stalken, lastig vallen
  2. (Latijns-Amerika) duwen, dringen
  3. stelen, aftroggelen, afpakken
Synoniemen
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.