afgrenzing

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  afgrenzing    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈɑfɣrɛnzɪŋ/ (3 lettergrepen)
Woordafbreking
  • af·gren·zing
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord afgrenzing afgrenzingen
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

deafgrenzingv

  1. vaststelling van een scheidslijn met de omgeving
     Natuurlijk, Rotterdam en Amsterdam hebben al ervaring opgedaan met deelgemeenten en stadsdelen. Maar deze hebben volgens velen tot te veel bestuurlijke drukte en onvoldoende duidelijke afgrenzing van taken en bevoegdheden gezorgd.[2]
     De afgrenzingen tussen groepen kunnen van land tot land enorm verschillen.[3]
     Nationale identiteit opvatten als een middel tot afgrenzing, een eigenschap om anderen uit te sluiten en tot vijand te maken vindt hij gevaarlijk.[4]
Synoniemen

Gangbaarheid

  • Het woord afgrenzing staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Weblink bron
    Job Cohen
    “5 wensen van een ex-burgemeester” (2 februari 2018) op nrc.nl
  3. Weblink bron
    Dirk Vlasblom
    “‘Is Trump een racist? Ja en nee’” (27 november 2017) op nrc.nl
  4. Weblink bron
    Folkert Jensma
    “De monoculturele illusie, volgens Hirsch Ballin” (17 september 2011) op nrc.nl
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.