afgunstig

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  afgunstig    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • af·gun·stig
Woordherkomst en -opbouw
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen afgunstigafgunstigerafgunstigst
verbogen afgunstigeafgunstigereafgunstigste
partitief afgunstigsafgunstigers-

Bijvoeglijk naamwoord

afgunstig

  1. iemand niet gunnen dat die iets heeft dat men zelf wil hebben
    • Hij is nogal afgunstig, vooral op zijn buurman. 
Synoniemen
Verwante begrippen
Synoniemen
Afgeleide begrippen
  • afgunstigheid
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord afgunstig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
98 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.