afhaling
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: afhaling (hulp, bestand)
Woordafbreking
- af·ha·ling
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | afhaling | afhalingen |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de afhaling v
- het ophalen van iets
- De problemen bij Argenta ontstonden na de installatie van een nieuw bankplatform in het paasweekend. De herstart na het verlengde weekend liep niet van een leien dakje. Zo waren er vertragingen in de verwerking van stortingen, bijvoorbeeld van de lonen, waardoor sommige klanten werden geconfronteerd met de boodschap ‘ontoereikend saldo’ bij een betaling of een geldafhaling .[2]
Gangbaarheid
- Het woord afhaling staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "afhaling" herkend door:
66 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[3] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ de Standaard 05/04/2018 om 18:20 door rdc, mg Argenta krijgt internetbankieren niet opgestart
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.