afklokken

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  afklokken    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • af·klok·ken
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

afklokken

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
afklokken
klokte af
afgeklokt
zwak -t volledig
  1. de tijd meten bij een bepaalde gebeurtenis
    • Op de 50 meter vlinder liet Buys 26.16 optekenen. Ze liet op de 100 meter vlinder afklokken op 58.66. De 28-jarige Antwerpse zwemster werd ook derde op de 100 meter vrije slag (55.45) en vierde op de 100 meter rugslag (1:01.77). [1] 
  2. een waarde op een bepaald moment noteren
    • De coalitie van de president zou afklokken op 125 van de 165 zetels. Oppositieformatie Mankoo Watu Senegal, geleid door de vroegere president Abdoulaye Wade, was de eerste achtervolger met 19 zetels. De alliantie van de burgemeester van Dakar, Khalifa Sall, haalde zeven zetels binnen. [2] 
    • De Amerikaanse centrale bank worstelt met een dilemma. De kerninflatie blijft niet alleen tegenvallen, maar begint zelfs weer te dalen. Zo liep de kerninflatie voor consumentenprijzen in april terug naar 1,9%, het laagste in anderhalf jaar. De University of Michigan verlaagde haar inflatieverwachting voor de komende vijf tot tien jaar tot 2,3%, het laagste niveau ooit. Bij PIMCO verwachten we dat de PCE-inflatie eind dit jaar op 1,5% afklokt, een pak minder dan de 1,9% waarvan de Fed-bestuurders uitgaan. [3] 
Synoniemen

Gangbaarheid

  • Het woord afklokken staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
81 %van de Nederlanders;
91 %van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.