afmeren

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  afmeren    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • af·me·ren
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
afmeren
meerde af
afgemeerd
zwak -d volledig

Werkwoord

afmeren

  1. overgankelijk, (scheepvaart) het vastleggen van een schip
    • Voordat we aan wal konden, moest de schipper zijn schip afmeren aan de kade. 

Gangbaarheid

  • Het woord afmeren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
95 %van de Nederlanders;
82 %van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.