afperser

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  afperser    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈɑfpərsər/ (3 lettergrepen)
Woordafbreking
  • af·per·ser
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord afperser afpersers
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

deafperserm

  1. iemand op een oneerlijke manier een ander dwingt iets te doen wat die laatste persoon niet wil
    • ‘Lidl stond klaar om afperser 4,5 miljoen euro te betalen, maar hij kwam uiteindelijk niet opdagen’ [2] 
Synoniemen
Verwante begrippen

Gangbaarheid

  • Het woord afperser staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC Etienne Verschuren 18 oktober 2016
  3. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.